De wereld verkennen alsof we immobiel zijn
Beste lezer
Voor de schilder Giorgio Morandi was er weinig tot niets nieuw in de wereld. De Italiaan leidde in de vorige eeuw in Bologna met zijn drie ongetrouwde zussen een naar binnen gekeerd leven. Zelden verliet hij zijn huis. Ook nadat hij beroemd was geworden, sliep hij in de kamer die tevens dienstdeed als zijn atelier. Er stonden slechts een paar meubels: een tekentafel, een boekenkastje en een schildersezel. Zijn leven lang schilderde hij vooral stillevens van vaasjes en kannen. In zijn landschappen schilderde hij geen wolken. Morandi’s luchten zijn altijd blauw. Nooit een zonsondergang – evenmin een zonsopgang. Alsof de dag nooit begint en nooit eindigt. Nieuw en apart is slechts de houding die een mens kan aannemen ten opzichte van de dingen, vond Morandi. Een opvatting die hij deelde met schrijver Marcel Proust. Voor Proust, die grotendeels aan huis was gekluisterd vanwege zijn zwakke gezondheid, bestond de echte ontdekkingsreis niet uit zoeken naar ongekende landschappen, maar uit de verandering van de blik. Uit het zelfverkozen isolement van de schuwe Morandi en de ziekelijke Proust valt af te leiden dat we in deze coronatijd beter af zijn wanneer we de wereld zouden verkennen alsof we net als zij immobiel waren. Zij leren ons dat het er in wezen niet toe doet wat we zien, maar hoe we kijken. Dat stilstaan of thuisblijven niet saai is. Dat schoonheid ook schuilt in het nabije. Kijken we bijvoorbeeld met de blik van de immobiele Morandi naar onze omgeving, dan valt er tijdens het ommetje in de buurt dat ons is toegestaan nog een wereld te ontdekken. (Daan Rovers, ‘De haast voorbij’, Filosofie Magazine juni 2020)