Beste lezer,
Zodra het gaat over de implicaties van de digitalisering voor ons mens- en wereldbeeld komt men meestal niet veel verder dan de sleetse mededeling dat we in een netwerksamenleving leven waarin alles om informatie draait. Dat er nauwelijks bezwaar wordt geuit tegen de digitale mal die het leven meer en meer modelleert, is niet zo gek. En dat er nauwelijks een internetgebruiker te vinden is die zichtzelf als proletariër ziet of die zijn verblijf in de virtuele ruimte als een ‘onttovering van de wereld’ ervaart, hoeft evenmin te verbazen. De lokroep van cyberspace is dat elke mogelijkheid er werkelijkheid kan worden. Achter ieder linkje of icoontje schuilt de belofte dat dromen geen bedrog zijn en dat fantasieën bestaan bij de gratie van hun verwezenlijking. In dit tot in het oneindige uitdijende universum ligt de waarheid voor het grijpen, is op elke vraag een antwoord te vinden, wacht de ware liefde, lonkt de virtuele vervulling van elke denkbare seksfantasie en is men slechts een muisklik verwijderd van eeuwige roem.
Slechts langzaam dringt door dat de digitale utopie totalitaire trekken begint te tonen.
Instinctief zal men de irritatie over een zelfonderwerping afwentelen op diegene die de afhankelijkheidsrelatie te berde brengt. Een bekende vertaling van dit gevoel luidt als volgt : ‘Het zijn niet wapens die mensen doden, maar mensen die mensen doden’, een mantra vooral populair onder wapenlobbyisten in de Verenigde Staten. Dat is natuurlijk maar de halve waarheid, want wapentuig is in aanleg moordtuig. Ieder ding roept een specifiek gebruik op , heeft zijn eigen doelgerichtheid. Zo wordt de gebruiker van een hamer aangemoedigd om te hameren en de gebruiker van schiettuig aangemoedigd om te schieten. Elk object vraagt enorm op een bepaalde wijze aangewend te worden en is dus allerminst een neutraal instrument. En wat voor wapens geldt, geldt even goed voor het instrumentarium dat ons verleidt tot gebruik van de digitale snelweg. (De Groene Amsterdammer nr 10 - ‘Het virtuele proletariaat’ – 5 maart 2015)